Go to content

Nabestaandenpensioen

Uit de AFM Consumentenmonitor blijkt dat ruim 6 op de 10 deelnemers met een partner en/of kinderen weleens informatie opzoekt over hun nabestaandenpensioen. Deelnemers zijn geïnteresseerd in het nabestaandenpensioen en zij lezen daadwerkelijk informatie hierover. Het is daarom belangrijk dat informatie aansluit op de doelgroep en geen afvinkoefening wordt. Met de wijzigingen die door de Wtp plaatsvinden in het nabestaandenpensioen ontstaan er ook nieuwe risico’s en communicatie-uitdagingen.
Wij zien risico’s dat deelnemers onbewust on(der)verzekerd kunnen zijn, en vinden het belangrijk dat u zich inspant om dat zoveel mogelijk te voorkomen. In mindere mate kunnen er ook situaties van oververzekering ontstaan. Daarom is het belangrijk dat u deelnemers goed informeert over de werking en risico’s van het nabestaandenpensioen en wat dit concreet voor hun nabestaanden betekent.

Op deze pagina behandelen wij inzichten en aandachtspunten die wij hebben gesignaleerd bij een eerste verkennend onderzoek.

Belangrijkste wijzigingen in nabestaandenpensioen in nieuwe stelsel

Met de invoering van het nieuwe pensioenstelsel verandert de inrichting van het nabestaandenpensioen op meerdere punten. 

  • Bij overlijden vóór de pensioendatum wordt het partnerpensioen voortaan standaard op risicobasis geregeld, met een maximale uitkering van 50% van het pensioengevend salaris. Bij overlijden na de pensioendatum en bij aanspraken uit het oude stelsel is er wel nog sprake van opbouwbasis.
  • Voor het wezenpensioen geldt een maximale risicodekking van 20% van het pensioengevend salaris, en bij volle wezen kan dit oplopen tot 40%. 
  • Doordat het nieuwe nabestaandenpensioen op risicobasis is, stopt de dekking als de deelnemer uit dienst treedt en niet langer deelneemt in de pensioenregeling. Voor de periode na uitdiensttreding is voor het partnerpensioen een standaard uitloopperiode van drie of zes maanden geregeld. Zodra de deelnemer ergens anders in dienst treedt tijdens de standaard uitloopperiode, loopt de uitloopdekking op dat moment af, ongeacht of de nieuwe pensioenregeling een nabestaandenpensioen heeft. Bij werkloosheid of ziekte loopt de uitloopdekking door zo lang de deelnemer een WW- of Ziektewet-uitkering ontvangt (maximaal twee jaar).
  • Na het aflopen van de uitloopdekking kan de deelnemer ervoor kiezen om de dekking vrijwillig voort te zetten. U dient de deelnemer hierover te informeren en deze keuze voor te leggen.
  • Het partnerbegrip is verruimd en geüniformeerd: samenwonende partners vallen nu standaard onder de definitie en mogen ook na overlijden aantonen dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, zonder dat vooraf registratie vereist is.

Aandachtspunt 1: voorkom onbewust onderverzekerde deelnemers

Uit ons verkennende onderzoek kwam naar voren dat er verschillende risico’s zijn waarbij deelnemers onbewust onverzekerd kunnen raken of zijn. We hebben een aantal situaties geconstateerd waarbij u extra alert moet zijn op tijdige en duidelijke communicatie, om deelnemers voldoende handelingsperspectief te bieden in deze situaties.

Aandachtspunt 2: Let op verschillen, ondanks beoogde uniformering

Houd er rekening mee dat er, ondanks de beoogde uniformering, verschillen blijven bestaan tussen regelingen. De transitie naar het nieuwe stelsel brengt niet alleen veranderingen in de toekomstige regeling met zich mee, maar ook een complexe samenloop met de bestaande situatie. Het gehanteerde percentage voor de risicodekking (dus bij overlijden vóór de pensioendatum) kan per pensioenuitvoerder (sterk) verschillen. Soms is het 50% (het maximum), maar het kan ook (bijna) 0% zijn. Ook de grondslag voor het vaststellen van de uitkeringshoogte kan verschillen. Die kan afgeleid zijn van het laatstgenoten loon, maar kan ook een gemiddelde zijn van de laatste (maximaal vijf) jaren. Verder kan sprake zijn van een vrijwillige franchise, of kan de uitkering een vastgesteld bedrag in euro’s zijn. Het is belangrijk dat jouw deelnemers zich van al die zaken goed bewust zijn. 

Aandachtspunt 3: Wees duidelijk en transparant over de wijzigingen en de gevolgen voor de individuele deelnemer

U dient duidelijk te maken wat er gebeurt met het opgebouwde nabestaandenpensioen bij overgang naar de nieuwe regeling. Eerbiediging van bestaande rechten kan op verschillende manieren plaatsvinden, en het is belangrijk dat deelnemers inzicht krijgen in hoe dit gebeurt en wat de gevolgen daarvan zijn voor hun individuele pensioenkapitaal, de daaruit volgende dekking bij overlijden en het verloop daarvan.

Ook kan de overgang van de oude naar de nieuwe regeling ertoe leiden dat deelnemers of nabestaanden niet meer goed weten waar zij recht op hebben. Zo kan het wezenpensioen uit de oude regeling doorlopen tot 27 jaar, terwijl het nieuwe stelsel uitgaat van een eindleeftijd van 25 jaar. Dit verschil kan leiden tot een onverwachte terugval in inkomen.

Aandachtspunt 4: Breng risico’s rondom het transitiemoment in kaart

Zorg ervoor dat deelnemers of nabestaanden duidelijk weten waar ze aan toe zijn bij life events rondom de transitie. Bijvoorbeeld overlijden vlak voor of vlak na het transitiemoment kan tot grote verschillen leiden in de hoogte van de uitkering en het recht op partnerpensioen, vooral voor samenwonende partners. Ook als u de transitiedatum uitstelt, kan dit gevolgen hebben voor deelnemers met life events rondom de transitiedatum. Het is van belang dat u zicht heeft op situaties waarin deelnemers behoefte hebben aan extra toelichting zodat ze weten waar ze aan toe zijn. 

Informatieverstrekking over het nabestaandenpensioen

Voor alle informatieverstrekking geldt dat informatie tijdig, correct, duidelijk en evenwichtig moet zijn, volgens artikel 48 Pw. Daarnaast verwachten wij dat u uw communicatie afstemt op de specifieke informatiebehoefte van verschillende doelgroepen.

Informatie voor nabestaanden moet passen bij hun situatie

In de communicatieplannen die wij beoordelen, is veelal vaak te weinig aandacht voor de specifieke situatie van nabestaanden. Dit terwijl nabestaanden een bijzondere doelgroep voor u vormen en ze ook wel als zodanig worden aangemerkt. Ze zijn minder betrokken bij u omdat ze er zelf geen pensioen hebben opgebouwd, maar ontvangen wel een uitkering van u. Ook zien we dat nabestaanden vaak dezelfde boodschappen krijgen als deelnemers met ingegaan ouderdomspensioen. Deze boodschappen sluiten dan niet aan op de informatiebehoeften van nabestaanden, omdat ze zich in een andere levensfase bevinden. Het is belangrijk om rekening te houden met de levensfase van de deelnemer en de relevantie van de informatie die u verstrekt. Spreek deze groep aan op een manier die bij hun specifieke situatie past.

Bied deelnemers voldoende handelingsperspectief

Deelnemers moeten voldoende handelingsperspectief krijgen om keuzes te maken die passen bij hun persoonlijke situatie. Informeer rondom de transitiedatum en bij life events als uitdiensttreden, een kind krijgen of trouwen welke mogelijkheden de deelnemer heeft. Naast informeren is het belangrijk om te beseffen dat keuzes veelal maar een keer gemaakt kunnen worden, en keuzes binnen een bepaalde termijn moeten worden gemaakt. Bied deelnemers dus voldoende handelingsperspectief en begeleid ze bij het maken van keuzes. Wij hebben ook een pagina met informatie over keuzebegeleiding.

Tijdig communiceren over vrijwillige voortzetting

Wij roepen u op om kritisch naar het informatie- en keuzebegeleidingsproces te kijken. De wet schrijft niet voor wanneer gewezen deelnemers moeten worden geïnformeerd over de keuze voor de vrijwillige voortzetting, anders dan dat dit ‘tijdig’ moet gebeuren. Hierbij is natuurlijk van belang wanneer de uitloopdekking afloopt. Het doel is dat de vrijwillige voortzetting direct aansluit op deze periode. Anders kan iemand tijdelijk onverzekerd zijn, en dat is niet wenselijk.

Deelnemers moeten voorafgaand aan dat moment voldoende tijd krijgen om de informatie tot zich te nemen, in het perspectief van hun persoonlijke situatie te plaatsen, daar desgewenst advies over in te winnen en de keuze daadwerkelijk door te geven. Een belangrijke voorwaarde voor tijdige informatie is het tijdig doorgeven van mutaties bij uitdiensttreding door de werkgever.

Wanneer leg ik mijn deelnemers de keuze vrijwillige voortzetting voor

De stopbrief lijkt de logische plek om deze keuze voor te leggen, maar dat kan alleen als deze tijdig verstuurd kan worden. Anders moet de keuze los voorgelegd worden. Richt het proces in op een manier dat de deelnemer een redelijke termijn heeft om de keuze te maken, voordat de uitloopdekking eindigt. Deelnemers moeten voldoende tijd krijgen om de informatie tot zich te nemen, in het perspectief van hun persoonlijke situatie te plaatsen, daar desgewenst advies over in te winnen en de keuze daadwerkelijk door te geven.

Bijzonder geval: als de uitloopdekking langer doorloopt als gevolg van een uitkering uit de WW- of ziektewet, weet de deelnemer pas op het moment van het aflopen van de uitkering óf voortzetting van het partnerpensioen nodig is. Dit kan geruime tijd later zijn (maximaal 24 maanden). Voor pensioenuitvoerders is het niet altijd duidelijk wanneer dit moment zich zal aandienen, doordat zij (nog) geen gegevens hierover van het UWV ontvangen. Vanuit deelnemersperspectief is het niet wenselijk dat deelnemers in een stopbrief worden geïnformeerd over een keuze die zij misschien pas 2 jaar later moeten maken. Dit vraagt dan ook monitoring van u bij deelnemers die dit betreft.

Specifiek rondom de transitie is het een aandachtspunt dat u rekening houdt met het later doorvoeren van mutaties als gevolg van een ‘administratie freeze’. Mutaties zoals uitdiensttreding worden dan een tijd niet doorgevoerd. Als een deelnemer in deze periode uit dienst gaat, kan het voorkomen dat de stopbrief (een stuk) later wordt verstrekt. Het is aan u om zorg te dragen dat ook deelnemers die in deze periode uit dienst treden tijdig de keuze voor vrijwillige voortzetting voorgelegd krijgen.

Verwachtingen tijdens de vrijwillige voortzetting

Als een gewezen deelnemer heeft gekozen voor de vrijwillige voortzetting, communiceer dan gedurende de vrijwillige voortzetting over de gevolgen en de voorwaarden. Hierbij hebben we de volgende specifieke aandachtspunten:

  • Zorg dat het voor gewezen deelnemers duidelijk is tot wanneer de dekking loopt, zodat zij niet ongewenst onverzekerd raken. Zij moeten voldoende handelingsperspectief hebben als de dekking tussentijds eindigt, bijvoorbeeld vanwege het intreden van een beëindigingsgrond zoals de maximale omvang van de uitruil of het bereiken van de afkoopgrens.
  • Communiceer jaarlijks of de dekking nog verder kan worden voortgezet. Als dat het geval is, leg dan de keuze voor, informeer opnieuw over de gevolgen daarvan en de mogelijke beëindigingsgronden. Bij het informeren over de gevolgen is het van belang dat op duidelijke en begrijpelijke wijze inzichtelijk wordt wat de keuze voor verdere voortzetting betekent voor het ouderdomspensioen. Namelijk hoeveel kapitaal in het komende jaar wordt uitgeruild en hoeveel ouderdomspensioen daarna resteert. Op deze manier wordt voorkomen dat deelnemers zich pas bij pensionering realiseren dat hun ouderdomspensioen (veel) lager uitvalt dan verwacht. Tevens kunnen deelnemers zo hun keuze tijdig heroverwegen of bespreken met een adviseur, zodat zij niet onnodig voor verrassingen komen te staan.
  • Attendeer deelnemers tijdig op een naderend einde van de dekking, zodat zij hierop kunnen anticiperen door bijvoorbeeld het afsluiten van een aanvullende verzekering.