Go to content

Beoordeling geschiktheid

Personen die het beleid van een onderneming (mede) bepalen of toezicht houden op dit beleid moeten betrouwbaar en/of geschikt zijn voor de uitoefening van hun functie. Op deze pagina kunt u lezen hoe de AFM toetst op geschiktheid.

Indeling in groepen

 

Geschiktheid bestaat uit kennis, vaardigheden en professioneel gedrag. Dit begrip is nader uitgewerkt in de Beleidsregel geschiktheid 2012. In deze beleidsregel zijn ondernemingen ingedeeld in groepen op basis van criteria zoals omvang, aard, complexiteit en risicoprofiel.
 
Voor de ondernemingen waarvoor de AFM de vergunningverlenende toezichthouder is, is de volgende indeling van toepassing:
  • groep A: aanbieder van beleggingsobjecten, centrale effectenbewaarinstelling en marktexploitant
  • groep B: aanbieder van krediet, beheerder van beleggingsinstelling, beheerder van een EuVECA of een EuSEF beleggingsinstelling, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming (inclusief verbonden agent), bewaarder, crowdfundingdienstverlener, (onder)gevolmachtigd agent, pensioenbewaarder en datarapporteringsdienstverlener
  • groep C: adviseur, bemiddelaar of herverzekeringsbemiddelaar en houder van een ontheffing in opvorderbare gelden.
Voor OOB-accountantsorganisaties is geschiktheid nader uitgewerkt in de Beleidsregel geschiktheid Wta. De geschiktheidseisen voor beleidsbepalers van een OOB-accountantsorganisatie zijn vergelijkbaar met die voor beleidsbepalers in groep A, zoals hieronder weergegeven.

Waar moeten beleidsbepalers in groep A aan voldoen?

Voor ondernemingen in groep A geldt dat beleidsbepalers voorafgaand aan aantreding hun geschiktheid moeten aantonen op de volgende 5 gebieden:

A. Bestuur, organisatie en communicatie

Hieronder vallen de aansturing van processen, taakgebieden en medewerkers. En ook de naleving en handhaving van algemeen aanvaarde sociale, ethische en professionele normen, zoals het tijdig, juist en duidelijk informeren van klanten en de toezichthouder.

B. Producten, diensten en markten waarop de onderneming actief is

Inclusief de relevante wet- en regelgeving en financiële (en actuariële) aspecten.

C. Beheerste en integere bedrijfsvoering

Administratieve organisatie en interne controle, de waarborging van geschiktheid en vakbekwaamheid binnen een onderneming, de zorgvuldige behandeling van klanten, het risicomanagement, compliance en de uitbesteding van werkzaamheden.

D. Evenwichtige en consistente besluitvorming

Waarbij onder meer de belangen van klanten en andere stakeholders een centrale positie innemen en het in staat zijn eigen gedegen, objectieve en onafhankelijke besluiten te nemen en oordelen te vormen bij de vervulling van taken en verantwoordelijkheden. Voor OOB-accountantsorganisaties geldt een specifieke invulling van dit criterium. Evenwichtige en consistente besluitvorming is in het publiek belang om de kwaliteit van wettelijke controles te waarborgen.

E. Voldoende tijd

Voor het verwerven van inzicht in de activiteiten van de instelling, haar belangrijkste risico’s en de implicaties van de bedrijfs- en risicostrategie. En voldoende beschikbare tijd in perioden van sterk verhoogde activiteit van de onderneming of van andere entiteiten waar de beleidsbepaler een (neven)functie vervult. Voor OOB-accountantsorganisaties geldt dat voldoende tijd van beleidsbepalers wordt getoetst aan de hand van de competentie ‘loyaliteit’.
 

Collectief

Als er sprake is van een collectief, weegt de AFM de samenstelling en het functioneren van het collectief mee in de beoordeling van de geschiktheid van de beoogde beleidsbepaler. Iedere beleidsbepaler dient individueel geschikt zijn en daarnaast dienen de personen als collectief gezamenlijk verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Dit betekent niet dat de leden van het collectief allemaal over dezelfde mate van geschiktheid moeten beschikken. Zij moeten elkaar op onderdelen kunnen aanvullen. Bijvoorbeeld: een CFO dient over meer specifieke (financiële) kennis en vaardigheden te beschikken, terwijl een CEO voldoende geschikt dient te zijn op dat terrein om een CFO kritisch te kunnen volgen.

Diversiteit

Wij moedigen diversiteit in de collectieven aan. Verschillen in kennis, vaardigheden, (werk)ervaring, leeftijd, geslacht, professionele en geografische achtergrond zorgen voor een brede blik en verschillende perspectieven. Dit levert een positieve bijdrage aan de onderneming als geheel. In ons toetsingsproces houden wij daarom nadrukkelijk rekening met het belang van diversiteit, waarbij ook personen die geen achtergrond in de financiële sector hebben, maar specifieke en nog ontbrekende expertise meebrengen - mede gelet op de samenstelling van het collectief - de toetsing succesvol kunnen doorlopen. Geschiktheid wordt in dat geval aan de hand van de volgende aspecten beoordeeld:
  • de beleidsbepaler beschikt over voldoende basiskennis op de onderwerpen A t/m E. Hieruit blijkt dat de beleidsbepaler voldoende inzicht heeft in de werkzaamheden van de onderneming om de beoogde functie effectief te kunnen uitoefenen
  • in het betreffende collectief als geheel is voldoende (specifieke) vakinhoudelijke kennis gewaarborgd.

Bovengenoemde aspecten moeten zo goed mogelijk onderbouwd worden – bijvoorbeeld door een functieprofiel of een beschrijving van de visie en overwegingen ten aanzien van de governance van de onderneming. Bij de beoordeling maken wij een integrale afweging. Dit betekent dat het verschil maakt of een beleidsbepaler wordt voorgedragen voor een functie met een specifieke rol (voorzitter) of voor een andersoortige functie. Daarnaast dienen de beleidsbepalers in het collectief elkaar goed aan te vullen en tezamen voldoende algemene en specifieke kennis te hebben van alle verschillende aspecten die relevant zijn voor de onderneming.

Naast de algemene diversiteitseisen geldt de Wet ingroeiquotum en streefcijfers, die vennootschappen verplicht genderdiversiteit te bevorderen in raden van commissarissen, bestuur en de subtop. Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen dienen bij nieuwe benoemingen van commissarissen in de RvC zorg te dragen dat deze bijdragen aan een evenwichtige m/v-verhouding (minimaal 1/3 man en 1/3 vrouw). Daarnaast moeten grote vennootschappen passende en ambitieuze streefcijfers formuleren die gericht zijn op genderdiversiteit binnen het bestuur, de RvC en de subtop en jaarlijks verantwoording afleggen aan de Sociaal Economische Raad (SER).

Daarnaast verplicht andere Europese wet- en regelgeving, zoals de SFDR en de gezamenlijke richtsnoeren van EBA en ESMA, ondernemingen om hun D&I-beleid openbaar te maken en diversiteit expliciet mee te nemen bij de selectie van bestuursleden en commissarissen.

Wij verwachten dat organisaties actief beleid voeren om aan deze verplichtingen te voldoen, waarbij de vereisten voor geschiktheid ook op dit punt proportioneel kunnen worden toegepast op basis van omvang van de onderneming. Onvoldoende inspanningen op dit gebied kunnen gevolgen hebben voor de toetsingsuitkomst. Bij de melding van nieuwe beleidsbepalers en commissarissen verwachten wij dat ondernemingen ook het diversiteitsbeleid betrekken bij de overwegingen van de benoeming opgenomen in het begeleidend schrijven en de geschiktheidsmatrix van het collectief.

Waar moeten beleidsbepalers in groep B aan voldoen?

 

Beleidsbepalers van ondernemingen in groep B worden geacht geschikt te zijn als zij voldoen aan bepaalde minimumvereisten, tenzij er een redelijke aanleiding is om verder te toetsen. In dat geval kan er ook worden getoetst aan de algemene vereisten zoals aangegeven bij groep A.
 
In het schema Vereisten geschiktheid voor beleidsbepalers ondernemingen in groep B vóór aantreden kunt u zien hoe de geschiktheid kan worden aangetoond.
 

Algemene eisen

Beleidsbepalers van alle ondernemingen – ongeacht de groep waarvan zij deel uitmaken – moeten doorlopend voldoen aan de eisen voor geschiktheid zoals die zijn opgenomen bij groep A. Als er aanleiding is om uitgebreider te toetsen, wordt ook getoetst aan de algemene vereisten zoals opgenomen bij groep A.

 

Waar moeten beleidsbepalers in groep C aan voldoen?

 

Beleidsbepalers van ondernemingen in groep C worden geacht geschikt te zijn als zij voldoen aan bepaalde minimumvereisten, tenzij er een redelijke aanleiding is om verder te toetsen. In dat geval kan er ook worden getoetst aan de algemene vereisten zoals aangegeven bij groep A.
 
In het schema Vereisten geschiktheid voor beleidsbepalers ondernemingen in groep C vóór aantreden kunt u zien hoe de geschiktheid kan worden aangetoond.
 

Algemene eisen

Beleidsbepalers van alle ondernemingen – ongeacht de groep waarvan zij deel uitmaken – moeten doorlopend voldoen aan de eisen voor geschiktheid zoals die zijn opgenomen bij groep A. Als er aanleiding is om uitgebreider te toetsen, wordt ook getoetst aan de algemene vereisten zoals opgenomen bij groep A.