Go to content

Eed of belofte

De ‘eed of belofte in de financiële sector’ is een moreel-ethische verklaring die beleidsbepalers en een bepaalde groep medewerkers van een financiële onderneming verplicht zijn af te leggen. De eed of de belofte, bevat de verklaring van de aflegger dat deze - onder andere - zijn functie zorgvuldig en integer zal uitoefenen, het klantbelang centraal zal stellen en zich zal inspannen om het vertrouwen in de financiële sector te behouden en te bevorderen.

Eed of belofte en bankierseed

Naast de eed of belofte voor de financiële sector is er nog de al langer bestaande ‘bankierseed’. Deze gaat verder dan de verklaring voor andere financiële ondernemingen. Bij banken moeten alle medewerkers deze eed of belofte afleggen.

 
De regels over de eed of belofte zijn uitgewerkt in artikel 4:9 Wft , artikel 4:15a Wft en in de Regeling eed of belofte financiële sector 2015 voor ondernemingen, waar de Autoriteit Financiële Markten toezicht op houdt.
Voor ondernemingen waarbij De Nederlandsche Bank de primaire toezichthouder is, zoals bij banken en verzekeraars, zijn de regels van de eed of belofte vastgelegd in artikel 3:8 Wft en 3:17c Wft en dezelfde Regeling eed of belofte financiële sector 2015. Die pagina geeft meer informatie over de regels waar de AFM toezicht op houdt.
 

 

Doel van de eed of belofte

De invoering van de eed of belofte is ingegeven door de kredietcrisis. De crisis maakte duidelijk dat er een fundamentele hervorming van de financiële sector nodig was om het vertrouwen in financiële ondernemingen te herstellen. Die gewenste cultuuromslag vroeg niet alleen om wet- en regelgeving, maar had (en heeft) ook een sterke morele dimensie. Deze morele dimensie keert terug in het afleggen van de moreel-ethische verklaring in de vorm van een eed of belofte.
 
De eed of belofte bevat kernwaarden waaraan een medewerker in de financiële sector moet voldoen. Daarbij heeft de eed of belofte de bedoeling normerend te werken, doordat het een duidelijke aanzet geeft tot het antwoord op de vraag wat goede financiële dienstverlening inhoudt. Verder kan een eed of belofte ook vormend werken doordat het medewerkers in de financiële sector uitnodigt om over hun handelen en verantwoordelijkheden na te denken. Het is een persoonlijk appèl en daarmee een vorm van zelfbinding.
 
De eed of belofte is een instrument om het belang te benadrukken van de centrale normen en waarden waar de financiële sector voor staat en om de bewustwording daarvan te versterken bij de persoon die hem aflegt.
 

Voor welke organisatie geldt de eed of belofte

De wettelijke regels voor de eed of belofte gelden voor alle financiële ondernemingen. Voor het AFM toezicht vallen daaronder:
 
  • beheerder van een beleggingsinstelling;
  • beleggingsmaatschappij;
  • beheerder van een icbe (instelling voor collectieve belegging in effecten);
  • maatschappij voor collectieve belegging in effecten;
  • beleggingsonderneming;
  • bewaarder van een icbe;
  • financiële dienstverlener (waaronder ook aanbieder van beleggingsobjecten, aanbieder van krediet en gevolmachtigd agent)
  • pensioenbewaarder.
Verder moeten de eed of belofte afleggen: natuurlijke personen van financiële ondernemingen met zetel in Nederland, en natuurlijke personen die in Nederland werken bij bijkantoren met zetel in een staat die geen EU-lidstaat is.
 

Personen die de eed of belofte afleggen

Binnen die ondernemingen legt een bepaalde groep natuurlijke personen de eed of belofte af. Die groep kan worden verdeeld in 
  1. natuurlijke personen voor wie de geschiktheidseisen (art. 4:9 Wft) gelden 
  2. natuurlijke personen genoemd in 4:15a van de wet die niet op hun geschiktheid worden getoetst. 

1. Dagelijks beleidsbepalers en interne toezichthouders

Voor wie de geschiktheidseisen gelden in binnen een organisatie onderscheid in dagelijkse beleidsbepalers en medewerkers die kunnen beïnvloeden. Bij de eerste groep van dagelijks beleidsbepalers (bestuurders) en interne toezichthouders (zoals commissarissen) is de eed of belofte van  toepassing met het doel om een goede ‘tone at the top’ van een financiële onderneming te borgen. Bij vergunningaanvraag en toetsing van dagelijks beleidsbepalers en/of toezichthouders (art 4:9 lid 1), moet een verklaring worden opgestuurd dat de eed of belofte binnen drie maanden na indiensttreding door de dagelijks beleidsbepalers en/of toezichthouder wordt afgelegd. De AFM legt vervolgens de toegestuurde verklaring vast in het dossier.
 
Mocht een beleidsbepaler of interne toezichthouder niet tot het afleggen van de eed of belofte overgaan (binnen drie maanden na aanvang van de werkzaamheden), of de eed of belofte na aflegging niet naleven, dan kan de toezichthouder hieraan in het kader van de geschiktheidstoets consequenties verbinden door de betreffende persoon te hertoetsen. Dit kan er in een uiterst geval toe leiden dat de dagelijks beleidsbepaler of interne toezichthouder zijn/haar functie niet langer kan uitoefenen.

 

2. Medewerkers die het risicoprofiel beïnvloeden of klantcontact hebben

De tweede groep die de eed of belofte af dient te leggen, zijn de medewerkers binnen een onderneming die het risicoprofiel kunnen beïnvloeden of zich rechtstreeks bezighouden met dienstverlening aan de klant. Met toepassing van de eed of belofte op deze personen, wordt beoogd dat ook de werkvloer zich ten volle bewust is van de gedragsregels die hen persoonlijk aangaan. 
 
De eed of belofte voor deze groep maakt deel uit van de integere en beheerste bedrijfsvoering, wat een aangelegenheid is van de onderneming. Het is zodoende aan de financiële onderneming zelf – en daarmee ook diens primaire verantwoordelijkheid – om zorg te dragen dat deze medewerkers een eed of belofte afleggen en naleven. In geval van overtreding van deze bepaling door de financiële onderneming, kan de toezichthouder zo nodig handhaven, door middel van bestuursrechtelijke maatregelen. 
 
Het staat ondernemingen vrij andere werknemers die de eed of belofte niet verplicht hoeven af te leggen een vergelijkbare eed of belofte te laten afleggen. Dit is op vrijwillige basis en valt (nog) niet onder de regels van de Wft.
 

Inhoud van de eed

In de Regeling eed of belofte financiële sector 2014 is opgenomen op welke wijze de eed of belofte moet worden afgelegd. Daarbij is de tekst van de eed of belofte voorgeschreven voor personen van financiële ondernemingen waarvoor de eisen van geschiktheid gelden. Dit is terug te vinden in de bijlagen van de ‘Regeling eed en belofte financiële sector 2015’.
 
Ook is bepaald uit welke elementen de eed of belofte tenminste moet bestaan voor andere medewerkers van ondernemingen op wie de eed van toepassing is, namelijk:
 
  1. het integer en zorgvuldig uitoefenen van de functie;
  2. het maken van een zorgvuldige afweging tussen de belangen van partijen die bij de onderneming betrokken zijn, in het bijzonder die van de klanten en de maatschappij;
  3. het centraal stellen van het belang van de klant;
  4. het naleven van wetten, reglementen en gedragscodes;
  5. en het behouden en bevorderen van het vertrouwen in de financiële sector.
Een onderneming mag de schriftelijke verklaring aanpassen om het een eigen karakter te geven. De aanpassingen mogen niets afdoen aan de strekking van de eed.
 

Procedure afleggen eed of belofte medewerkers

De verdere procedure  voor de eed of belofte is erop gericht dat de eed of belofte geen formaliteit mag worden. Het gaat niet alleen gaat om het ondertekenen van het formulier, maar ook om het uitspreken van de eed of belofte. Dit benadrukt het belang van de centrale normen en waarden waar de financiële sector voor staat en versterkt de bewustwording daarvan bij de persoon die de eed of belofte aflegt.
 
Het afleggen van de eed of belofte gebeurt ten overstaan van een persoon in een hogere functie, als dat mogelijk is. Hierdoor ligt het voor de hand dat ondertekening van de eed of belofte plaatsvindt gedurende een ceremonie. Na het uitspreken van de eed of belofte ondertekent de persoon die de eed of belofte heeft afgelegd dit op een formulier. 
 

Afgelegde eed of belofte moet toegankelijk zijn

De onderneming moet nadien kunnen aantonen dat de eed of belofte is afgelegd én ondertekend. Voorbeelden hiervan zijn elektronische registratie van het afleggen en ondertekenen of het toevoegen van de ondertekende eed of belofte aan het personeelsdossier. Deze registratie moet in ieder geval op een zodanige wijze plaatsvinden dat deze eenvoudig toegankelijk is voor de toezichthouders. Nieuwe medewerkers van financiële ondernemingen hebben tot drie maanden na indiensttreding de tijd om de eed of belofte af te leggen.
 

Toezicht AFM en DNB

De AFM en DNB zijn beiden verantwoordelijk voor toezicht op de wijze waarop financiële ondernemingen het afleggen en naleven van de eed of belofte in hun bedrijfsvoering hebben opgenomen. De primaire toezichthouder (de financiële toezichthouder die de vergunning verleent) is in beginsel eindverantwoordelijke voor het toezicht op de eed of belofte. Dit betekent dat DNB primair verantwoordelijk is voor het toezicht op banken en de AFM is dat voor de andere financiële ondernemingen.

Handhaving

Er zijn drie soorten handhavingen: 

  1. personen die op geschiktheid worden getoetst; 
  2. de financiële onderneming die verantwoordelijk is voor aflegging en naleving van de eed of belofte;
  3. de individuele medewerker die zich aan zijn eed of belofte moet houden.
Bij het niet naleven van de eed of belofte of het niet afleggen ervan kan dit consequenties hebben voor de geschiktheid en/of betrouwbaarheid van dagelijks beleidsbepalers of interne toezichthouders. De AFM en/of DNB kunnen overgaan tot hertoetsing.
 
De financiële onderneming is volgens artikel 4:15a, tweede lid, Wft primair verantwoordelijk om te zorgen dat de eed wordt afgelegd én nageleefd door de medewerkers die de eed of belofte hebben afgelegd. Doet zij dat niet, dan handelt de financiële onderneming in strijd met artikel 4:15a Wft als onderdeel van een ‘beheerste bedrijfsvoering’ en kan een maatregel of boete van de AFM volgen.
 
Toezicht op naleving van de eed of belofte door individuele medewerkers (niet zijnde personen die op geschiktheid worden getoetst), valt niet onder AFM of DNB. Als een medewerker  de eed of belofte heeft afgelegd maar de eed of belofte niet naleeft, kan deze (uiteindelijk) tuchtrechtelijk worden aangesproken. Voor bankmedewerkers kan dat bij Stichting Tuchtrecht Banken en voor anderen via het KiFid  / Tuchtraad financiële dienstverlening.
 

 

Veelgestelde vragen

Als iemand bij meerdere vergunninghouders in dienst is/komt, moet hij dan per onderneming de eed/belofte afleggen?

In principe wel. Het is de onderneming die moet kunnen aantonen dat de betrokkene de eed/belofte heeft afgelegd. De verplichting geldt ook per functie; bijvoorbeeld als iemand van een functie zonder inhoudelijk klantcontact naar een functie met inhoudelijk klantcontact gaat.

Als iemand al eerder werkzaam is geweest voor de onderneming en hij aantoonbaar een gelijkluidende eed of belofte heeft afgelegd, hoeft dit niet opnieuw. Dit moet overigens wel weer als er inmiddels meer dan 5 jaar zijn verstreken sinds het beëindigen van werkzaamheden voor de onderneming.

Een nieuwe werkgever mag niet een eerder (bij een andere werkgever) afgelegde eed of belofte in het personeelsdossier opslaan. De eed of belofte wordt gemaakt aan de onderneming waar de betreffende persoon werkzaam is en is afhankelijk van de functie die daar wordt vervuld.

Ben ik automatisch niet (meer) geschikt als ik de eed niet heb afgelegd of overtreed?

Nee. De geschiktheidseisen zijn doorlopend en meeromvattend (kennis, vaardigheden en professioneel gedrag). Dit betekent dat, indien na aantreden van de persoon blijkt dat hij de eed of belofte niet aflegt of niet naleeft, de toezichthouder de geschiktheid opnieuw kan beoordelen. Er zal in de zogenoemde hertoetsing dan door de toezichthouder onder andere opnieuw worden bezien of de betrokkene voldoet aan het geschiktheidselement ‘professioneel gedrag’ zoals opgenomen in de Beleidsregel geschiktheid 2012 van DNB en de AFM.

Hertoetsing kan verschillende consequenties hebben. Welke consequenties dat zijn hangt af van diverse omstandigheden, zoals de ernst van de feiten en de rol van de beleidsbepaler of toezichthouder (lid van de RvC en RvT) bij de door de AFM geconstateerde overtreding van de eed. Zo heeft een zware overtreding eerder gevolgen voor de geschiktheid dan een lichte overtreding. Dit kan er in een uiterst geval toe leiden dat de dagelijks beleidsbepaler of interne toezichthouder wordt heengezonden en zijn of haar functie niet langer mag uitoefenen).

Bij wie moet ik de eed afleggen als er geen persoon in hogere functie is?

Het afleggen van de eed of belofte gebeurt ten overstaan van een persoon in een hogere functie, indien dat mogelijk is. De woorden ‘indien mogelijk’ hebben betrekking op de situatie waarin sprake is van een zelfstandige zonder enig personeel (zzp’er) of een eenmanszaak. In dat geval kan logischerwijs worden volstaan met ondertekening van het formulier van de eed of belofte en hoeft dit dus niet voorgelezen te worden in aanwezigheid van een persoon in een hogere functie. De Regeling eed of belofte financiële sector 2015 geeft hierop nadere toelichting.

Wie vallen onder de noemer ‘dagelijks beleidsbepalers en interne toezichthouders’?

Dit betreft dagelijks beleidsbepalers (bestuurders) en leden van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken (interne toezichthouders, zoals commissarissen) van financiële ondernemingen. Ook de personen werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bank of verzekeraar die een leidinggevende functie vervullen direct onder het eerste echelon van de dagelijks beleidsbepalers en verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen van wie de werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden.

In de Wet op het financieel toezicht (Wft) is in de artikelen 3:8, tweede lid, en artikel 4:9, negende lid, bepaald dat regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de eed of belofte die afgelegd hoort te worden door personen voor wie de geschiktheidseis geldt.

De eed of de belofte maakt onderdeel uit van integere en beheerste bedrijfsvoering. Hoe zit dat?

De eed of de belofte voor medewerkers die het risicoprofiel van de onderneming bepalen of klantcontact hebben, maakt onderdeel uit van de integere en beheerste bedrijfsvoering, wat een aangelegenheid is van de onderneming. Dit volgt uit artikel 4:15a, lid 1, Wft waarin staat dat de onderneming procedures en maatregelen dient te hebben die waarborgen dat de werknemers die het betreft de eed of de belofte afleggen. Het is zodoende aan de financiële onderneming zelf – en daarmee ook diens primaire verantwoordelijkheid – om ervoor zorg te dragen dat deze medewerkers een eed of een belofte afleggen en naleven. Dit volgt dan weer uit artikel 4:15a, lid 2, Wft.

Dient de eed afgelegd te worden door compliance officers?

De leidinggevenden van degenen met inhoudelijk klantcontact en compliance officers zullen doorgaans onder de verbreding van de eed of de belofte vallen; deze personen, waaronder in het bijzonder compliance officers, kunnen immers over het algemeen het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk beïnvloeden. Dit geldt – afhankelijk van de omstandigheden – ook voor personen die betrokken zijn bij ICT-programma’s en productontwikkeling.

Is de eed of belofte onderdeel van de geschiktheidstoetsing?

Een intentieverklaring dat de persoon de eed of belofte zal afleggen is onderdeel van de geschiktheidseisen (‘professioneel gedrag’). Wij vinden het belangrijk dat een beleidsbepaler of intern toezichthouder aangeeft bereid te zijn om integer en professioneel te handelen en dus de eed of belofte wil afleggen.

Geldt de eed ook voor zzp’ers of gedetacheerden?

Het is belangrijk dat (bepaalde) personen in de financiële sector zich (ten volle) bewust zijn van de gedragsregels die hen persoonlijk aangaan en ervan doordrongen zijn dat werken in de financiële sector maatschappelijke verantwoordelijkheid met zich brengt. Of iemand in tijdelijke of vaste dienst is, dan wel via een uitzendbureau of detachering is aangesteld, of binnen de onderneming een andere functie gaat verrichten, maakt in dit verband geen verschil. Het gaat om de inhoudelijke activiteiten die de werknemer verricht of kan verrichten. Om deze reden moeten medewerkers (in tijdelijke en vaste dienst), maar ook uitzendkrachten en gedetacheerden, een eed of belofte afleggen en naleven. Het staat de onderneming of de sector in brede zin uiteraard vrij om de eed of belofte indien gewenst breder toe te passen.

Hoe moet de eed of belofte worden vastgelegd?

Deze registratie moet in ieder geval op een zodanige wijze plaatsvinden dat deze eenvoudig toegankelijk is voor de toezichthouders. Voorbeelden hiervan zijn elektronische registratie van het afleggen én ondertekenen of het toevoegen van de ondertekende eed of belofte aan het personeelsdossier van de persoon die de eed of de belofte heeft afgelegd. Ook kan de betrokkene in een systeem aangeven dat de eed of de belofte is afgelegd en ondertekend. In dat geval is het niet noodzakelijk om de ondertekende eed of belofte toe te voegen aan het personeelsdossier.

Hoe moet de eed of belofte worden vastgelegd?

Deze registratie moet in ieder geval op een zodanige wijze plaatsvinden dat deze eenvoudig toegankelijk is voor de toezichthouders. Voorbeelden hiervan zijn elektronische registratie van het afleggen én ondertekenen of het toevoegen van de ondertekende eed of belofte aan het personeelsdossier van de persoon die de eed of de belofte heeft afgelegd. Ook kan de betrokkene in een systeem aangeven dat de eed of de belofte is afgelegd en ondertekend. In dat geval is het niet noodzakelijk om de ondertekende eed of belofte toe te voegen aan het personeelsdossier.

Is het toegestaan af te wijken van de tekst van de schriftelijke verklaring van de eed?

De tekst van de eed of belofte voor personen van financiële ondernemingen waarvoor de eisen van geschiktheid gelden (beleidsbepalers bijvoorbeeld), is voorgeschreven in de bijlagen van de regeling.

Ook is bepaald uit welke elementen de eed of belofte tenminste moet bestaan voor andere medewerkers van ondernemingen op wie de eed van toepassing is. Bij de laatste groep mag de onderneming de eed of belofte eventueel aanvullen met het oog op de specifieke activiteiten van de onderneming of de functie(groep) van de persoon.

Deze flexibele benadering biedt de onderneming de mogelijkheid om de eed of belofte toe te spitsen op de persoon die hem dient af te leggen. Hiermee wordt beoogd de betrokkenheid van de onderneming bij de eed en belofte te bevorderen. Dit alles mag niets afdoen aan de strekking van de eed.

Mag een onderneming (overige) medewerkers de eed laten afleggen?

Het staat ondernemingen vrij andere werknemers die de eed niet verplicht hoeven af te leggen een vergelijkbare eed of belofte te laten afleggen. Dit is op vrijwillige basis en valt niet onder de regels van de Wft.

Moet de eed worden afgelegd door compliance officers?

De leidinggevenden van degenen met inhoudelijk klantcontact en compliance officers zullen doorgaans onder de verbreding van de eed of de belofte vallen; deze personen, waaronder in het bijzonder compliance officers, kunnen immers over het algemeen het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk beïnvloeden. Dit geldt – afhankelijk van de omstandigheden – ook voor personen die betrokken zijn bij ICT-programma’s en productontwikkeling.

Voor wie geldt de eed, of de belofte, niet?

Personen die geen wezenlijke invloed op het risicoprofiel van de financiële onderneming kunnen uitoefenen of geen financiële diensten kunnen verlenen, vallen niet onder de reikwijdte. Hierbij kan worden gedacht aan functies als receptionist, schoonmaker, medewerker catering maar ook aan een medewerker werkzaam bij de klantenservice (zoals de call centre-medewerker die klanten uitsluitend telefonisch doorverwijst naar een bepaalde afdeling of uitsluitend adresgegevens verwerkt). Ook kan hierbij worden gedacht aan medewerkers die achter de schermen in een organisatie werken, zoals niet-bepalende IT- of juridische functies. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval (waaronder de aard van de onderneming).

Voor wie geldt de eed, of de belofte, niet?

Personen die geen wezenlijke invloed op het risicoprofiel van de financiële onderneming kunnen uitoefenen of geen financiële diensten kunnen verlenen, vallen niet onder de reikwijdte. Hierbij kan worden gedacht aan functies als receptionist, schoonmaker, medewerker catering maar ook aan een medewerker werkzaam bij de klantenservice (zoals de call centre-medewerker die klanten uitsluitend telefonisch doorverwijst naar een bepaalde afdeling of uitsluitend adresgegevens verwerkt). Ook kan hierbij worden gedacht aan medewerkers die achter de schermen in een organisatie werken, zoals niet-bepalende IT- of juridische functies. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval (waaronder de aard van de onderneming).

Wat legt de AFM vast over de eed als ik word getoetst?

Bij vergunningaanvraag en toetsing van dagelijks beleidsbepalers en/of toezichthouders (art 4:9 lid 1 Wft ), moet een verklaring worden opgestuurd dat de dagelijks beleidsbepaler en/of toezichthouder de eed of belofte binnen drie maanden na indiensttreding aflegt. Dit geldt niet voor overige medewerkers die de eed dienen af te leggen (art. 4:15a Wft). De AFM slaat de toegestuurde verklaring op waarin staat dat dagelijks beleidsbepalers en toezichthouder binnen drie maanden de eed of belofte afleggen. De ingevulde en ondertekende eed/belofte hoeft dus niet opgestuurd te worden naar de AFM, noch voor nieuwe, noch voor zittende beleidsbepalers en/of toezichthouders. Bij controle kan de registratie van de eed of belofte wel worden gecontroleerd.

Welke medewerkers bepalen het risicoprofiel en hoe wordt dat besloten?

De eed of de belofte voor deze groep medewerkers maakt onderdeel uit van de integere en beheerste bedrijfsvoering. Dat is een aangelegenheid van de onderneming. Het is zodoende aan de financiële onderneming zelf – en daarmee ook diens primaire verantwoordelijkheid – om ervoor zorg te dragen dat deze medewerkers een eed of een belofte afleggen en naleven. Het is de bedoeling dat deze groep die personen omvat die het ethisch gehalte van de sector bepalen dan wel de ethische personificatie van de onderneming vormen.

De afbakening van personen van wie de werkzaamheden het risicoprofiel van de financiële onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden, sluit aan op de groep medewerkers die onderdeel zijn van de richtlijn kapitaaleisen alsmede de Regeling beheerst beloningsbeleid. Deze personen worden in de richtsnoeren van de Europese Bankenautoriteit (EBA) gedefinieerd als ‘identified staff’. Het betreft de groep medewerkers die met zijn werkzaamheden verantwoordelijk is voor de risico’s van de activiteiten die wezenlijk van invloed zijn op het risicoprofiel van de financiële onderneming.

Wie is er verantwoordelijk voor aflegging en registratie van de eed?

Financiële ondernemingen zijn zelf verantwoordelijk voor de aflegging en registratie van de afgelegde eed en belofte, als onderdeel van hun procedures en maatregelen. Ook als de aflegging en registratie zijn uitbesteed aan een derde partij, blijft de ondertoezichtstaande verantwoordelijk dat dat op een juiste manier gebeurt.

Wie valt er in de groep die ‘financiële diensten verleent’?

Ook voor deze groep medewerkers, maakt de eed of belofte onderdeel uit van de integere en beheerste bedrijfsvoering, wat een aangelegenheid is van de onderneming. Het is zodoende aan de financiële onderneming zelf – en daarmee ook diens primaire verantwoordelijkheid – om ervoor zorg te dragen dat deze medewerkers een eed of belofte afleggen en naleven. Het is de bedoeling dat deze groep die personen omvat die het ethisch gehalte van de sector bepalen dan wel de ethische personificatie van de onderneming vormen.

De afbakening van de groep medewerkers die (namens de financiële onderneming) financiële diensten verleent, sluit aan op artikel 4:9, tweede lid Wft dat samenhangt met artikel 6, onderdeel a, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. Dit zijn de personen bij de betreffende financiële ondernemingen die het contact met de klant hebben, voor zover daarbij informatie wordt uitgewisseld die betrekking heeft op de inhoud van de financiële dienst (de zogenaamde klantmedewerkers). Daartoe behoort in ieder geval degene die een klant adviseert over een financieel product.

Maar ook medewerkers die een klant, al dan niet op diens verzoek, informeren over bijvoorbeeld de samenstelling of de werking van een financieel product, zonder dat de klant daarbij wordt geadviseerd, hebben inhoudelijk klantcontact. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan degene die in het kader van een execution-only relatie de klant bedient. Ook binnendienstmedewerkers die polissen opmaken hebben in die hoedanigheid inhoudelijk klantcontact.

Wie valt er in de groep die ‘financiële diensten verleent’?

Ook voor deze groep medewerkers, maakt de eed of belofte onderdeel uit van de integere en beheerste bedrijfsvoering, wat een aangelegenheid is van de onderneming. Het is zodoende aan de financiële onderneming zelf – en daarmee ook diens primaire verantwoordelijkheid – om ervoor zorg te dragen dat deze medewerkers een eed of belofte afleggen en naleven. Het is de bedoeling dat deze groep die personen omvat die het ethisch gehalte van de sector bepalen dan wel de ethische personificatie van de onderneming vormen.
 
De afbakening van de groep medewerkers die (namens de financiële onderneming) financiële diensten verleent, sluit aan op artikel 4:9, tweede lid Wft dat samenhangt met artikel 6, onderdeel a, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. Dit zijn de personen bij de betreffende financiële ondernemingen die het contact met de klant hebben, voor zover daarbij informatie wordt uitgewisseld die betrekking heeft op de inhoud van de financiële dienst (de zogenaamde klantmedewerkers). Daartoe behoort in ieder geval degene die een klant adviseert over een financieel product.
 
Maar ook medewerkers die een klant, al dan niet op diens verzoek, informeren over bijvoorbeeld de samenstelling of de werking van een financieel product, zonder dat de klant daarbij wordt geadviseerd, hebben inhoudelijk klantcontact. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan degene die in het kader van een execution-only relatie de klant bedient. Ook binnendienstmedewerkers die polissen opmaken hebben in die hoedanigheid inhoudelijk klantcontact.

Zijn er sancties op niet afleggen van de eed, of het niet naleven ervan?

Het niet naleven van de eed of belofte, of het niet afleggen ervan, kan consequenties hebben. Waar het gaat om beleidsbepalers of interne toezichthouders, kan dit van invloed zijn op hun geschiktheid. De AFM en/of DNB kunnen ook overgaan tot (her)toetsing (zie ook onder ‘Ben ik automatisch niet meer geschikt als ik de eed niet heb afgelegd of overtreed?').

Wanneer (andere) medewerkers de eed niet afleggen of overtreden, kan dit gevolgen hebben voor de integere en beheerste bedrijfsvoering van de vergunninghouder (art. 4:15a Wft). In geval van overtreding van deze bepaling, zal de toezichthouder bestuursrechtelijke maatregelen kunnen treffen, zoals het opleggen van een boete aan de onderneming.

Toezicht op naleving van de eed en belofte die door individuele medewerkers is afgelegd (niet zijnde: personen die op geschiktheid worden getoetst) wordt gedaan door de financiële onderneming zelf en valt dus niet onder het toezicht van de AFM of DNB. Als een bankmedewerker die de eed of belofte heeft afgelegd deze niet naleeft, kan de bankmedewerker tuchtrechtelijk worden aangesproken bij Stichting Tuchtrecht Banken.