Go to content

Provisieverbod

Voor advies en bemiddeling bij sommige financiële producten stuurt u klanten een rekening voor uw werkzaamheden. Voorheen ontving u hiervoor provisie van een bank of verzekeraar. Nu is dit niet meer zo. Dat komt door het provisieverbod. Hierdoor worden de financiële banden tussen banken en verzekeraars enerzijds en adviseurs en bemiddelaars anderzijds doorgeknipt. U kunt hierdoor meer in het belang van de klant adviseren en bemiddelen.

Op welke producten is het provisieverbod van toepassing? 

Het provisieverbod is vastgelegd in artikel 86c van de BGfo en geldt voor betalingsbeschermers, complexe producten, hypothecair krediet, individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, overlijdensrisicoverzekeringen, uitvaartverzekeringen en Nationaal Regime dienstverlening. In artikel 1 van het BGfo staat het overzicht van ‘complexe producten’. Dit is bijvoorbeeld een beleggingsobject, een beleggingsverzekering of een tweedepijlerpensioenverzekering

Regelgeving

De regelgeving over het provisieverbod bestaat deels uit open normen. Financiële dienstverleners vinden het soms lastig om invulling te geven aan open normen omdat ze onzeker zijn over wat nu precies wel en niet kan.

Uitgangspunten

De AFM heeft vier uitgangspunten over het provisieverbod opgesteld. Hiermee bieden wij u meer houvast bij het maken van eigen afwegingen over de invulling van het verbod. Het doel van deze uitgangspunten is het bijdragen aan een consistente invulling van het provisieverbod door alle marktpartijen.

Ontheffing

In sommige gevallen is een ontheffing van het provisieverbod mogelijk. De ontheffing maakt het voor organisaties mogelijk om een passende beloning te ontvangen van aanbieders voor met name uitbestede aanbiedersactiviteiten. Een ontheffingsaanvraag kost €3000. Deze kosten worden ook in rekening gebracht op het moment dat uw aanvraag wordt afgewezen.

Om in aanmerking te komen voor een ontheffing moet u aantonen dat u:

  1. Redelijkerwijs niet aan het provisieverbod kan voldoen, en
  2. Voldoende maatregelen heeft genomen om op een andere manier aan de doelstellingen van het provisieverbod te voldoen.

U kunt een aanvraag voor een ontheffing indienen als u vindt dat uw onderneming aan bovenstaande voorwaarden voldoet. Zorg ervoor dat uw aanvraag volledig onderbouwd is en voorzien van de juiste bewijsstukken. Uw onderbouwing bestaat onder meer uit een gedetailleerde beschrijving van de structuur van de organisatie waarvoor u de ontheffing aanvraagt, de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft, de afspraken over de beloning voor de werkzaamheden en de rol van eventueel andere, betrokken ondernemingen.

Meer informatie vindt u in de Interpretatie ontheffingsmogelijkheid serviceorganisaties. Hierin staat onder meer hoe de AFM ontheffingsaanvragen beoordeelt.

Een overzicht van de door de AFM verleende ontheffingen vindt u in het overzicht aan de rechterkant. Dit register bevat een (niet uitputtend) overzicht van de instellingen die een ontheffing van het provisieverbod hebben gekregen. Deze ontheffing houdt in dat deze instellingen ondanks het provisieverbod een passende vergoeding mogen ontvangen voor de uitbestede aanbiedersactiviteiten die zij verrichten. Ook biedt dit aanbieders de mogelijkheid deze instellingen een passende vergoeding uit te betalen voor de aanbiedersactiviteiten die zij aan hen hebben uitbesteed. Dit register wordt bijgewerkt als daar aanleiding toe is. Aanbieders die een vergoeding betalen voor uitbestede aanbiedersactiviteiten moeten zich periodiek vergewissen of de instelling waaraan zij dit hebben uitbesteed betalingen mag ontvangen.

Uw aanvraag tot ontheffing dient u in via het AFM Portaal. Dat geldt ook als u uw ontheffing wilt laten intrekken

Achtergrondinformatie

De beloning van de financiële dienstverleners door de aanbieders was een prikkel voor adviseurs en bemiddelaars om producten aan klanten te adviseren die niet altijd in het belang van de klant waren. De samenleving, de markt en de overheid vonden dit ongewenst.

De afgelopen jaren zijn de regels voor de provisies daarom steeds verder aangescherpt. De aanscherping van de provisieregels gaat over de passendheid, de betaalwijze en de transparantie van de provisie.

In 2010 heeft het ministerie van Financiën de beloningsregels laten evalueren. Hieruit bleek dat de regels de beweging van productgedreven verkoop naar klantgerichte advisering, die de wetgever met de regels beoogde, te weinig en te langzaam op gang brachten. Daarom is besloten een verbod in te voeren voor provisies op bepaalde, complexe financiële producten.

 

Veelgestelde vragen provisieverbod

Moet u de kosten van oriëntatiegesprekken opnemen in het kostprijsmodel?

Ja, de kosten van oriëntatiegesprekken moeten volledig worden opgenomen in het kostprijsmodel dat aanbieders moeten opstellen voor het berekenen van de advies- en distributiekosten. Deze kosten mogen dus niet terugkomen in de prijs van het product.
Uit de toelichting op artikel 86g van het BGfo blijkt namelijk dat de kosten die verbonden zijn aan het informeren van de cliënt over de inhoud van de dienstverlening in ieder geval onder de advieskosten moeten worden verstaan. Omdat alle advies- en distributiekosten moeten worden opgenomen in het kostprijsmodel, moeten ook de kosten van oriëntatiegesprekken die niet leiden tot een adviestraject worden meegenomen in de berekening van de advies- en distributiekosten.
 

Hoe berekent u advies- en distributiekosten?

Om de advies- en distributiekosten te berekenen voor producten die onder het provisieverbod vallen moeten directe aanbieders een kostprijsmodel opstellen. Het kostprijsmodel is van toepassing op alle kosten die door de directe aanbieder worden gemaakt in het directe kanaal vanaf het eerste klantcontact tot het sluiten van de overeenkomst.
Het kostprijsmodel geldt dus voor directe aanbieders die zelf financieel advies geven over producten die onder het provisieverbod vallen en voor aanbieders die deze producten ‘execution only’, dat wil zeggen zonder advies, aanbieden.

Hoe kunt u omgaan met afrondingen van kostprijzen?

Uit een informatieverzoek van de AFM van mei 2013 blijkt dat aanbieders de uitkomsten van het kostprijsmodel in veel gevallen vertalen naar een commercieel tarief dat afgeronde getallen kent. De wens van marktpartijen om de prijs van de dienstverlening in ronde getallen weer te geven is begrijpelijk.
 
Bij afronding moeten aanbieders er wel rekening mee houden dat de uiteindelijke in rekening te brengen advies- en distributiekosten een afspiegeling moeten zijn van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor de advies- en distributiedienstverlening. Een (grote) afwijking kan er immers toe leiden dat de weergave van de kosten in het DVD niet overeenkomt met de werkelijke kosten. Een afronding binnen een bandbreedte van 5 procent van de kostprijs lijkt de AFM niet onredelijk.

Hoe moet u omgaan met de toerekening van over- en ondercapaciteit en reorganisaties?

Het uitgangspunt is dat de kosten van de unit(s) verantwoordelijk voor advies en distributie, inclusief overcapaciteit, moeten worden meegenomen in de berekening van advies- en distributiekosten volgens het kostprijsmodel. 
 
Het kan zijn dat er in een individueel jaar een reorganisatie plaatsvindt in de advies- en/of distributie-unit. Het is mogelijk om daar rekening mee te houden in berekening van de advies- en distributiekosten. Alleen in dit betreffende jaar moeten dan de kosten voor deze reorganisatie worden meegenomen. 
 
Een reorganisatie kan aanleiding geven om het kostprijsmodel zelf tijdelijk te wijzigen. Dit kan naar het oordeel van de AFM echter geen structureel karakter krijgen, door jaarlijks het kostprijsmodel aan te passen op over-, ondercapaciteit en reorganisaties. Hierdoor ontstaat namelijk een situatie die de schijn geeft van het toerekenen naar een gewenste uitkomst. 

Hoe moet u omgaan met winstmarges in het kostprijsmodel?

Incidentele basis

Door een winstopslag toe te voegen aan de kostprijsberekening ontstaat een tarief dat vergelijkbaar is met het tarief dat de adviseur/bemiddelaar hanteert in het dienstverleningsdocument. Het is mogelijk dat een aanbieder op incidentele basis besluit verlies te nemen op de adviesdienst, bijvoorbeeld omdat een nieuwe aanbieder tot de markt toetreedt en daar een positie tracht op te bouwen. Met incidentele basis bedoelt de AFM dat dit in een bepaald jaar kan voorkomen, maar niet jaar op jaar mag voortduren.
 
Voor winstmarges geldt dus dat deze structureel positief moeten zijn. Een negatieve winstmarge impliceert namelijk dat niet alle advies- en distributiekosten bij de consument in rekening zijn gebracht, en dat het advies en/of de distributie met verlies in rekening wordt gebracht. In dit verband wijst de AFM er nog op dat de kosten voor advies en distributie niet in de prijs van het financiële product mogen worden opgenomen. Dit brengt met zich mee dat een negatieve winstmarge zich niet mag vertalen in de (hogere) prijs van het financiële product, om op die manier de verliezen op de advies- en distributiedienst op te vangen.
 

Marktconforme winstmarge

In het advies van SIS Finance, dat ten grondslag ligt aan de bepalingen in het BGfo, wordt voorgesteld om voor de winstmarge “een marktconforme opslag voor rendement op adviesdiensten in Nederland” te nemen. De AFM ziet vooralsnog geen aanleiding om zich uit te spreken over wat een ‘marktconforme’ winstmarge is. Het is aan aanbieders om tot een winstmarge te komen die recht doet aan het door SIS Finance gehanteerde criterium.

Hoe zit het met kosten van hersteladvies over beleggingsverzekeringen?

De plicht tot het rechtstreeks in rekening brengen geldt niet wanneer de aanbieder of adviseur in overeenstemming met het eerder door de AFM gepubliceerde stappenplan gehouden is tot het geven van kosteloos hersteladvies over een beleggingsverzekering.
  • Meer informatie over hersteladvies bij beleggingsverzekeringen. 

Mag u een gratis oriëntatiegesprek aanbieden?

Ja. Directe aanbieders en onafhankelijke adviseurs/bemiddelaars mogen klanten een gratis oriëntatiegesprek aanbieden. In de oriëntatie kunnen aanbieders de klant duidelijk maken hoe de dienstverlening eruit zal zien en wat de kosten hiervan zijn. Als de klant besluit om een advies af te nemen, dan moeten aanbieders deze kosten rechtstreeks bij de klant in rekening brengen.

Geen specifiek advies

Meestal is één gesprek voldoende voor een oriëntatie. Het is niet de bedoeling dat er tijdens een oriëntatiegesprek specifiek advies wordt gegeven, bijvoorbeeld door concreet naar de situatie van de klant te kijken. Zodra wordt overgegaan tot advisering, moeten advieskosten in rekening worden gebracht bij de klant.
Uiteraard kunnen aanbieders klanten ook in de beheerfase een kostenloze oriëntatie op de dienstverlening aanbieden.
 

Moet een externe accountant het kostprijsmodel controleren?

Aanbieders die zelf financieel advies geven over producten die onder het provisieverbod vallen of deze producten ‘execution only’ aanbieden, moeten een kostprijsmodel opstellen om de advies- en/of distributiekosten te bepalen. Dit kostprijsmodel moet door een accountant op juistheid worden gecontroleerd. Daarnaast moet een accountant jaarlijks controleren of de begrote kosten voor advies en distributie juist en volledig zijn toegerekend aan de financiële producten.
De accountantscontrole is opgenomen om te waarborgen dat de advies- en distributiekosten die in het dienstverleningsdocument opgenomen moeten worden, aansluiten bij de begrote kosten.
De controle op het kostprijsmodel moet door een externe accountant worden uitgevoerd. Dit kan bijvoorbeeld de externe accountant zijn die de jaarrekening van de directe aanbieder controleert.

Moet u rekening houden met de kennelijke onredelijkheidsnorm?

Ja, voor elke vorm van kosten die in rekening worden gebracht geldt dat deze moeten passen binnen de kennelijke onredelijkheidsnorm, zoals verwoord in artikel 86c tweede lid, onder a, van het BGfo. Uit deze norm volgt dat de beloning die de consument of cliënt voor de advies- en/of distributiedienstverlening aan de aanbieder betaalt, niet kennelijk onredelijk mag zijn gelet op de aard en reikwijdte van de dienstverlening.

Vallen de kosten van de kennis- en ervaringstoets onder de distributiekosten die u rechtstreeks bij een klant in rekening brengt?

Ja. De kosten van een kennis- en ervaringstoets maken onderdeel uit van de distributiekosten van een product.
De kennis- en ervaringstoets is onderdeel van de werkzaamheden van de directe aanbieder die een product aan de klant aanbiedt, zonder daarbij te adviseren (‘execution only’). De toets wordt uitgevoerd in het kader van de beoordeling van de passendheid van het product bij de klant. De kosten van de toets (zowel voor de ontwikkeling van de toets als de doorlopende kosten) worden daarom aan de distributiekosten toegerekend en niet aan het financiële product zelf.

Wat valt onder het gratis oriëntatiegesprek?

Onder een oriëntatiegesprek verstaat de AFM een gesprek waarin de directe aanbieder of adviseur/bemiddelaar een globale indruk geeft van zijn dienstverlening en de kosten daarvan. In deze fase kunnen klant en adviseur globaal vaststellen of zij iets voor elkaar kunnen betekenen. Bijvoorbeeld in het geval van een hypotheek kan de klant op hoofdlijnen bepalen of de dienstverlener een oplossing kan bieden die in zijn behoefte kan voorzien.
Het is belangrijk dat de klant zich goed oriënteert op de dienstverlening van de adviseurs/bemiddelaars en directe aanbieders. In de oriëntatiefase kan de klant onderzoeken welke dienstverlening hij van welke partijen, tegen welke kosten wil afnemen.