Go to content
""
Artikel 08/07/25

Nabestaandenpensioen: van groot belang dat je deelnemers goed informeert

In een verkennend onderzoek analyseren we momenteel de risico’s voor deelnemers in het nieuwe nabestaandenpensioen. In drie artikelen in het Transitiebulletin gaan we daar dieper op in. Vandaag deel 1: vier vragen over wat er precies verandert en wat dat betekent voor het informeren van deelnemers. 

Wat verandert er precies aan het nabestaandenpensioen en om welke reden?

Anders dan in het ‘oude’ pensioenstelsel is in het nieuwe stelsel het partnerpensioen bij overlijden vóór pensioendatum standaard op risicobasis. De hoogte van de uitkering is daarbij doorgaans een vast percentage van het salaris. Het partnerpensioen ná pensioendatum is in het nieuwe pensioenstelsel wel op opbouwbasis. Een van de doelen van hervorming van het nabestaandenpensioen was uniformering, zodat schrijnende situaties zo veel mogelijk voorkomen worden. Zo is bijvoorbeeld het partnerbegrip geüniformeerd. Als je samenwoont, hoef je in het nieuwe stelsel niet meer aan aanvullende voorwaarden te voldoen, maar kun je een samenlevingsverklaring indienen.

Als het uniformer is, waarom hamert de AFM dan toch op het goed informeren van deelnemers?

Uit de AFM Consumentenmonitor blijkt dat ruim 6 van de 10 deelnemers met een partner en/of kinderen informatie over hun nabestaandenpensioen opzoekt. Goede informatieverstrekking aan deze groep blijft ook in de toekomst belangrijk, omdat er ook in het nieuwe stelsel nog steeds forse verschillen kunnen bestaan tussen pensioenregelingen. Het gehanteerde percentage voor de risicodekking (dus bij overlijden vóór de pensioendatum) kan per pensioenuitvoerder (sterk) verschillen. Soms is het 50% (het maximum), maar het kan ook bijna 0 zijn. Ook de grondslag voor het vaststellen van de uitkeringshoogte kan verschillen. Die kan afgeleid zijn van het laatstgenoten loon, maar kan ook een gemiddelde zijn van de laatste (maximaal vijf) jaren. Verder kan sprake zijn van een vrijwillige franchise, of kan de uitkering een vastgesteld bedrag in euro’s zijn. Het is belangrijk dat jouw deelnemers zich van al die zaken goed bewust zijn.

Wat betekent de overgang van opbouw- naar risicodekking?

Bij risicodekking ontvangen nabestaanden alleen een uitkering als de deelnemer bij overlijden in dienst was en de pensioenuitvoerder hier premie voor ontving. Bij uitdiensttreding loopt deze risicodekking automatisch nog drie of zes maanden door (de ‘uitloopdekking’). Bij werkloosheid of ziekte loopt de uitloopdekking door zo lang de deelnemer een WW- of Ziektewet-uitkering ontvangt. Na het verlopen van de uitloopdekking kan de gewezen deelnemer kiezen voor vrijwillige voortzetting van het partnerpensioen. Daar moet jij als pensioenuitvoerder de deelnemer wel tijdig op wijzen en goed bij begeleiden. Deelnemers moeten voldoende de tijd krijgen om de informatie tot zich te nemen en eventueel advies in te winnen. Na de zomer zoomen we in het Transitiebulletin in op deze vrijwillige voortzetting.

Het lijkt best veel uit te maken of je in het nieuwe stelsel overlijdt vlak voor of vlak na de pensioenleeftijd?

Dat klopt. En dat kan voor nabestaanden onrechtrechtvaardig aanvoelen. Pensioenuitvoerders moeten goed bedenken hoe ze er door goede communicatie voor zorgen dat verwachtingen van deelnemers zo realistisch mogelijk zijn. Wat het complexer maakt is dat deelnemers door keuzemogelijkheden – zoals eerder of later met pensioen gaan zelf invloed kunnen uitoefenen op hun nabestaandenpensioen. Naast overlijden rond de pensioendatum kan ook overlijden rond de transitiedatum grote gevolgen hebben voor het partnerpensioen. Daarop gaan we in in de volgende editie van het Transitiebulletin (in september). Binnenkort starten we met een onderzoek naar de informatieverstrekking over het nieuwe nabestaandenpensioen door pensioenuitvoerders.

Contact bij dit artikel

AFM

Wilt u het laatste nieuws van de AFM ontvangen?

Schrijft u zich dan in voor onze nieuwsbrief, dan houden wij u op de hoogte.