Go to content
Artikel 05/09/23

Laura van Geest pleit in FD voor langetermijndenken in verkiezingsprogramma’s

AFM-bestuursvoorzitter Laura van Geest pleit samen met Johannes Hers (hoofd expertisecentrum bij de AFM) voor het belang van integraal en consistent doordenken op de lange termijn over wat er op Nederland afkomt. Hoort dat niet thuis in de verkiezingsprogramma’s? Het artikel verschijnt woensdag in de papieren krant en staat dinsdag al online (achter inlog).

Van brandjes blussen naar kleur bekennen

Hoe fijn zou het zijn als we integraal en consistent zouden doordenken wat er op de lange termijn op Nederland afkomt, en welke keuzes we zouden willen maken. Moet dat niet een plekje krijgen in de verkiezingsprogramma’s? Laura van Geest en Johannes Hers (AFM) pleiten voor de lange termijn.

Tijd voor verandering. Met het vertrek van Mark Rutte, en in zijn kielzog een hele trits gezichtsbepalende politici van het afgelopen decennium, gaat de blik in de politiek misschien eindelijk naar voren. Van afrekenen over het verleden, naar een blik op de toekomst. Al was het maar omdat de bank met potentiële kandidaten voor pek en veren danig is uitgedund.

Toegegeven, personele wijzigingen zijn geen garantie voor verandering. Een cultuur kan hardnekkig blijken, zoals prachtig geïllustreerd in een experiment met Rhesus-aapjes: het plukken van een banaan werd afgestraft met een bak water. Zelfs toen alle aapjes die het natte pak hadden meegemaakt waren vervangen, bleef de banaan ongeplukt ‘want zo doen we de zaken hier’. Daarnaast houden allerhande prikkels de aandacht gericht op het hier en nu. Sociale media zijn beeldbepalend, rellerig nieuws levert meer clicks op dan goed nieuws of doorwrochte analyses, de kiezer zweeft.

Maar, nieuwe ronde, nieuwe kansen. De mens kent een morele plicht tot optimisme, aldus wetenschapsfilosoof Karl Popper. Op naar de lange termijn, weg van de hijgerigheid. Dit gaat iets vragen van ons allen, politici, media en kiezers.

Dit is niet hetzelfde als ‘terug in de tijd’. Zelfs een jaar of 20 terug — toen niet alles beter was, maar wel minder kortademig — vonden we denken over de langere termijn al lastig. De toekomst is onzeker, niemand heeft een glazen bol, wat kan een mens dan? Wetenschappers losten dat op met scenario-analyses met mogelijke vergezichten. En een oogrollende blik richting het plafond als beleidsmakers vroegen welk scenario ze moesten kiezen. (Of, nog erger: ‘Ik kies scenario A!’)

Het juiste antwoord — no regret beleid verzinnen dat in alle scenario’s goed uitpakt — was ook niet heel bevredigend. (Zou het besluit tot de inval in Normandië genomen zijn vanuit dit adagium?) Redding werd dan vaak gevonden in gedachtes als: er is alle tijd, veranderingen gaan geleidelijk. Redenerend vanuit de status quo, met veerkracht als buzzword en incrementele stapjes als modus operandi kom je een heel eind.

Anticiperen helpt. Het probleem onder ogen zien en een plan maken ook. Discussies over het vergezicht — altijd lastig in een land van coalities — werden ook omzeild met hartstochtelijke debatten over instrumenten. Geen debat over de doelen van beleid en hun kansen en bedreigingen. Wel over het eigen risico in de zorg ja of nee, en over de omvang van het budget voor Ontwikkelingssamenwerking of Defensie.

Als er al sprake was van een visie, dan was die tamelijk eendimensionaal. Denk aan ‘Werk, werk, werk!’ Het heeft ons hoge participatiegraden opgeleverd, maar ook een schare aan schijnzelfstandigen en flexwerkers. Beleid wordt niet gedicteerd door de aanbidding van het gouden bbp-kalf, veel meer dimensies worden meegewogen, maar brede welvaart is het ook nog niet.

Dat moet en kan nu anders. Nederland zal er in 2050 radicaal anders uitzien dan nu. Klimaatverandering, vergrijzing en AI gaan hun sporen trekken. Hoe fijn zou het zijn als we integraal en consistent zouden doordenken wat er op de lange termijn op Nederland afkomt en welke keuzes we zouden willen maken, in plaats van blind de toekomst in te kukelen. Want de richting bij klimaatverandering en vergrijzing is niet onzeker. Het probleem zit er veeleer in dat we onszelf de omvang en het tempo slecht kunnen voorstellen (de vergelijking met de start van de coronapandemie dringt zich op). Bij transities gaat het lang langzaam, tot het opeens snel gaat.

Het is een feit dat we lastige zaken graag voor ons uitschuiven: politici zijn net mensen. Terwijl met het verstrijken van de tijd allerlei oplossingen van tafel vallen, die in een eerder stadium, met een langere remweg (anticiperen ..) nog prima hadden kunnen werken. Zo resteren de haakse bochten in beleid, qua draagvlak en implementatie ook niet direct een wenkend perspectief. Het stikstofdossier als prachtig voorbeeld, dat niet zou misstaan in een Nederlandse versie van het lezenwaardige (leer)boek The blunders of our governments van Anthony King.

Hoe leuk zou het zijn als politieke partijen, naast de hygienefactoren zoals doorrekeningen bij CPB en PBL, ook écht kleur bekennen in hun verkiezingsprogramma en hun beeld zouden schetsen voor Nederland op de lange termijn? Dat is toch niet te veel gevraagd. We verwachten dat tenslotte ook van bedrijven. De Corporate Governance Code en Jaarverslagwetgeving vragen bedrijven zich rekenschap te geven van hun verdienmodel voor de lange termijn. Daarbij moeten ze expliciteren hoe ontwikkelingen in de wereld om hen heen dit verdienmodel gaan beïnvloeden, en omgekeerd hoe de activiteiten van het bedrijf de wereld beïnvloeden. De CSRD die vanaf juli 2024 van kracht wordt, dwingt bedrijven op een systematische wijze naar de toekomst te kijken, klimaatverandering mee te nemen als relevante factor voor het bedrijfsmodel en andersom aan te geven hoe de eigen footprint te reduceren.

Deze gedachte kun je moeiteloos verplaatsen naar het politieke toneel. Een transitie naar een circulaire economie, wat is dat eigenlijk? Groene groei of eerder degrowth? En wat betekent dat dan in termen van de aanleg van de energie-infrastructuur, welke bedrijven en wat voor landbouw passen bij de nieuwe comparatieve voordelen, waar en hoe gaan we wonen en hoe verplaatsen we ons? Hoe vindt dit alles een plekje in ruimtelijke ordening, en hoe zorgen we dat kosten en baten van ruimtegebruik beter verdeeld worden? En hoe zorgen we dat deze transitie voor iedereen financieel is mee te maken? Wat zijn de implicaties als klimaatmitigatie onvoldoende soelaas biedt? In termen van adaptatie maar wellicht ook in bevolkingsbewegingen (klimaatmigratie).

Of de transitie naar een vergrijzende bevolking, wat betekent die eigenlijk? Met de houdbaarheidssommen is Nederland trendsetter, maar die richten zich vooral op de budgettaire- en verdelingsimplicaties. Wat betekent vergrijzing voor de samenleving als geheel? Is de fijnmazige organisatie van de zorg opgewassen tegen de dubbele vergrijzing met veel chronisch zieken? Is de huidige mix tussen formele en mantelzorg toekomstbestendig? Kan de woningvoorraad worden toegesneden op een oudere bevolking die langer thuis woont, zonder te vereenzamen? Is migratie een oplossing voor krimpend arbeidsaanbod of wegen de kosten in termen van beslag op schaarse ruimte en sociale cohesie er niet tegenop?

Klimaat en vergrijzing zijn maar twee voorbeelden, dit type passages zou je over een reeks van ontwikkelingen kunnen loslaten, van kunstmatige intelligentie tot geopolitieke machtsverhoudingen. Door na te denken over de stip op de horizon, komen raakvlakken tussen onderwerpen makkelijker aan het licht en word je behoed voor eenzijdige oplossingen of instrumenten.

Debat over de lange termijn gaat van ons allen iets vragen. Denken over de lange termijn is ingewikkeld en vraagt ook enige afstand tot de hectiek van alle dag. Dat is geen pleidooi voor het inhuren van consultants, wel voor een heldere agenda voor de kennisinstellingen rond de overheid. De WRR zou een voorzet voor de spannende vragen kunnen maken, die planbureaus, adviesraden en wetenschap inspireren tot verkenningen. Maar niet exclusief. Ook burgers en maatschappelijk middenveld kunnen zich aangesproken voelen. Idealiter ontstaat er een debat waaraan iedereen kan deelnemen, over het Nederland dat we willen zijn in 2050, niet over het brandje van vandaag dat we snel willen blussen, en geen boekhoudersdebat tussen technocraten over instrumentje x versus y. In de gedeelde puzzel ontstaat draagvlak.

Het gaat ook iets vragen van de media. Kranten besteden meer en meer kolommen aan onderzoek en dat is mooi. Gaan zij de blik ook meer naar voren richten, in aanvulling op de door WOO-uitvragen gedomineerde onthullingen? Gaan ze de rapportages over de verkiezingen van november schoeien op de mal van soundbiteshows van de late avond of op die van Zomergasten?

En het gaat iets vragen van politici. Ze moeten niet alleen een visie hebben die verder gaat dan morgen, maar die ook met verve over de bühne brengen. En weerstand bieden aan blikvernauwingen, als koopkrachtdebatten over tienden van procenten (hoe belangrijk ook) en spitsvondige frames van voorstellen van de concurrent (het kwartje van Kok).

Uiteindelijk ligt de sleutel natuurlijk in de handen van de kiezer. Elk land krijgt de regering die het verdient.

Laura van Geest is voorzitter van bestuur en Johannes Hers is hoofd expertisecentrum van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Contact bij dit artikel

AFM

Wilt u het laatste nieuws van de AFM ontvangen?

Schrijft u zich dan in voor onze nieuwsbrief, dan houden wij u op de hoogte.