Binnen die ondernemingen legt een bepaalde groep natuurlijke personen de eed of belofte af. Die groep kan worden verdeeld in natuurlijke personen voor wie de geschiktheidseisen (art. 4:9 Wft) gelden en natuurlijke personen genoemd in 4:15a van de wet, die niet op hun geschiktheid worden getoetst.
Dagelijks beleidsbepalers en interne toezichthouders
De eerste groep betreft dagelijks beleidsbepalers (bestuurders) en interne toezichthouders (zoals commissarissen). Met toepassing van de eed of belofte op deze groep is beoogd een goede ‘tone at the top’ van een financiële onderneming te borgen. Bij vergunningaanvraag en toetsing van dagelijks beleidsbepalers en/of toezichthouders (art 4:9 lid 1), moet een verklaring worden opgestuurd dat de eed of belofte binnen drie maanden na indiensttreding door de dagelijks beleidsbepalers en/of toezichthouder wordt afgelegd. De AFM legt vervolgens de toegestuurde verklaring vast in het dossier.
Mocht een beleidsbepaler of interne toezichthouder niet tot het afleggen van de eed of belofte overgaan (binnen drie maanden na aanvang van de werkzaamheden), of de eed of belofte na aflegging niet naleven, dan kan de toezichthouder hieraan in het kader van de geschiktheidstoets consequenties verbinden door de betreffende persoon te hertoetsen. Dit kan er in een uiterst geval toe leiden dat de dagelijks beleidsbepaler of interne toezichthouder zijn/haar functie niet langer kan uitoefenen.
Medewerkers die het risicoprofiel beïnvloeden of klantcontact hebben
De tweede groep die de eed of belofte af dient te leggen, zijn de medewerkers binnen een onderneming die het risicoprofiel kunnen beïnvloeden of zich rechtstreeks bezighouden met dienstverlening aan de klant. Met toepassing van de eed of belofte op deze personen, wordt beoogd dat ook de werkvloer zich ten volle bewust moet zijn van de gedragsregels die hen persoonlijk aangaan.
De eed of belofte voor deze groep maakt deel uit van de integere en beheerste bedrijfsvoering, wat een aangelegenheid is van de onderneming. Het is zodoende aan de financiële onderneming zelf – en daarmee ook diens primaire verantwoordelijkheid – om ervoor zorg te dragen dat deze medewerkers een eed of belofte afleggen en naleven. In geval van overtreding van deze bepaling door de financiële onderneming, kan de toezichthouder zo nodig handhaven, door middel van bestuursrechtelijke maatregelen.
Het staat ondernemingen vrij andere werknemers die de eed of belofte niet verplicht hoeven af te leggen een vergelijkbare eed of belofte te laten afleggen. Dit is op vrijwillige basis en valt (nog) niet onder de regels van de Wft.
Informatie delen