Hieronder staan twee voorbeelden om te verduidelijken voor welke medewerker de diplomaplicht wel of niet geldt.
Diplomaplicht
Medewerker A spreekt regelmatig met klanten over het kopen van een huis. In deze gesprekken bespreekt de medewerker de financieringsmogelijkheden met de klant en beveelt zij een hypotheek van een specifieke bank aan. Voor deze medewerker geldt de diplomaplicht. De medewerker heeft immers contact met de klant en geeft advies.
Geen diplomaplicht
Medewerker B werkt op de binnendienst. Hij heeft telefonisch contact met klanten. Aan de telefoon plant hij afspraken in met adviseurs en beantwoordt hij inhoudelijke vragen over levensverzekeringen. Hij zorgt ervoor dat hij alleen vragen beantwoordt en geen aanbevelingen doet. Voor deze medewerker geldt de diplomaplicht niet, zolang hij geen aanbeveling doet over de producten waarover wordt gesproken. Maar als de medewerker vragen beantwoordt over de geschiktheid van een product, bijvoorbeeld of het product nog voldoet of de dekking verhoogd moet worden, dan wordt er advies verleend en moet hij voldoen aan de diplomaplicht.
De medewerker moet wel vakbekwaam zijn voor de werkzaamheden die hij verricht. Hoe u dit regelt moet u vastleggen in de beschrijving van uw bedrijfsprocessen (AO/IC). Dit kan bijvoorbeeld via (interne) opleidingen die passen bij de aard van haar werkzaamheden.
Informatie delen