FD-column Laura van Geest: koers zetten in een verdeeld Nederland
We leven in een land waarin groepen steeds meer tegenover elkaar staan. Bedrijven, financiële instellingen én toezichthouders moeten leren hiermee om te gaan. Dit vraagt om kennis en lef om verder te kijken dan de eigen bubbel, schrijft AFM-voorzitter Laura van Geest in haar periodieke column voor het Financieele dagblad. De column verschijnt op vrijdag online (achter inlog) en op zaterdag in de krant.
Nederlanders lijken in toenemende mate in hun eigen bubbel te leven. We zijn tevreden met onszelf, maar bezorgd over de toekomst van Nederland. Bezorgd over de toon van het debat, over polarisatie, en we zitten vol opvattingen over ‘de ander’. Dit klinkt als een politiek probleem, maar dat is het niet alleen.
Elke organisatie moet zich verhouden tot een samenleving waarin groepen steeds minder vanzelfsprekend op dezelfde manier in de wedstrijd zitten. Hoe goed kennen wij als Autoriteit Financiële Markten (AFM) eigenlijk die samenleving waarop wij toezicht houden? En wat betekent dit voor ons werk?
Theoretische overheersing
In zijn boek Diplomademocratie beschrijft hoogleraar Mark Bovens hoe theoretisch geschoolden de toon zetten in Nederland. Ze gaan vaker naar de stembus, roeren zich meer in het publieke debat en bezetten veelal sleutelposities in bestuur en beleid. Belangenorganisaties zijn geprofessionaliseerd en hebben aan invloed gewonnen. Dat is relevant, omdat praktisch en theoretisch geschoolden niet per se hetzelfde denken over politieke vraagstukken. Waar de eerste groep zich vooral zorgen maakt over betaalbaarheid, migratie en veiligheid, staan bij de tweede groep klimaat, onderwijs en gelijke kansen bovenaan.Cynici zeggen weleens dat praktisch geschoolden alleen hun zin krijgen, als theoretisch geschoolden het ermee eens zijn. Een ongemakkelijke constatering.
Want ook toezichthouders worden vooral bevolkt door theoretisch geschoolden. En hoewel ik er geen onderzoek naar heb gedaan, vermoed ik dat zij, net als de doorsnee theoretisch geschoolden, vooral verkeren met soortgenoten. Maar toezicht begint bij waarnemen, en waarneming wordt gekleurd door ervaring. We benutten data, onderzoeken en stakeholdergesprekken, maar zien vooral wat binnen ons eigen gezichtsveld valt. Blinde vlekken worden in een commerciële omgeving snel afgestraft. Wij zullen actief op zoek moeten gaan. Zo was de ervaren discriminatie bij de onderzoeken voor de anti-witwaswet (Wwft) misschien eerder op de agenda beland, als we dat zelf aan den lijve hadden ondervonden.
Een risicogeoriënteerde toezichthouder maakt keuzes. Die kijkt niet alleen naar illegale, maar ook naar schadelijke praktijken. Zowel bij de handhavingsaanpak, als bij de signalering naar de politiek. En wat je schadelijk vindt en prioriteert, kent natuurlijk een zekere mate van subjectiviteit.
Zo besteden we als AFM tijd aan klimaat. Waar het effect van klimaat op de waarde van bedrijven en beleggingen, of op de waarde van huizen – fundering en overstromingsrisico’s – meer een kwestie van tijdig aanpassen aan het onvermijdelijke is, kan de (gewenste) invloed van bedrijven op klimaat meer als een opvatting of keuze worden opgevat.
Onafhankelijke arbiter
En dan het fenomeen polarisatie. We leven meer en meer in een wereld van zwart-wit, van goed en fout. Een wereld waarin beelden en gevoelens domineren. Niet direct een natuurlijke biotoop voor toezichthouders. Wij staan opgesteld om potentiële belangenconflicten goed te kanaliseren en op te treden als dat in concrete gevallen misgaat. Het is een wereld van namen en rugnummers, van feiten. Kunnen we polarisatie dan lekker negeren? Geenszins. Allereerst moeten we natuurlijk zorgen dat we ons werk als arbiter met gezag kunnen blijven uitvoeren. We horen niet in een kamp, we zijn onafhankelijk. Dat vraagt prudentie en lef in woordvoering en gedrag en oog voor hoe zaken overkomen.Het stelt ons ook voor dilemma’s in ons toezicht. Zelfs als wij onze eigen gang kunnen gaan, geldt dat nog niet voor de instellingen waar wij toezicht op houden. Zij staan bij gelegenheid vol in de wind. Denk aan multinationals met vestigingen in de Verenigde Staten. Daar zijn klimaat en diversiteit en inclusie politiek beladen begrippen. Wat doen wij als bedrijven in hun jaarverslag hun ESG-ambitie in nieuwe (code) woorden vangen en hun ambities minder van de daken schreeuwen, om het gesprek aan de overkant van de oceaan hanteerbaar te houden? Zeggen wij dan: dat is niet transparant? Of kijken we dan naar de achterliggende intentie?
Inlevingsvermogen
Nederland was traditioneel een verdeeld land. Tijdens de verzuiling volgden mensen hun eigen top. Die tijd is voorbij. Tegenwoordig volgen we vooral onszelf. Mondigheid heeft volgzaamheid verdrongen. Gelukkig maar, denk ik dan. Maar het vraagt wel wat, van de politiek, van de ambtenarij, van het maatschappelijk middenveld. En dichterbij, van financiële instellingen – en ook van een toezichthouder. Ogen op steeltjes, voelsprieten en inlevingsvermogen. Zo houden we koers in een wereld van bubbels en frames.Contact bij dit artikel
Wilt u het laatste nieuws van de AFM ontvangen?
Schrijft u zich dan in voor onze nieuwsbrief, dan houden wij u op de hoogte.